Nadat de zusters zich in 1732 op het Den Bogaert te Deursen hadden gevestigd, vervingen zij in de jaren vanaf 1733 het uit 1649 daterende pand door een nieuw klooster, waar zij hun besloten kloosterleven in Windesheimse geest voortzetten.
Met de dood van Joannes Verheijden in 1744 eindigde de lange rij van kanunniken uit Mariënhage die vanaf 1452 de cura monialium, de pastorale zorg, over de regularissen van Soeterbeeck hadden waargenomen. Deze taak werd overgenomen door het Windesheimse klooster Gaesdonck bij Goch. De eerste Gaesdonckse kanunnik was Henricus Erckens, die in 1772 werd opgevolgd door Arnoldus Beckers. Deze was tot zijn dood in 1810 rector van Soeterbeeck. Zijn opvolger was een seculier priester van het vroegere Luikse bisdom: Joannes van den Broek.
Op 24 oktober 1954 kwam een fusie tot stand met het Windesheimse vrouwenklooster Mariëndaal te Sint-Oedenrode, op Soeterbeeck na destijds het laatste convent van de Moderne Devotie in Nederland. Het was in 1422 te Diest gesticht en had altijd onder invloed van de Windesheimse priorij Bethlehem te Leuven gestaan. Toen de kloosters in België in het kader van de antikerkelijke wetten werden ontbonden, hadden de zusters in 1801 hun toevlucht gevonden in Sint-Oedenrode. Ook uit Mariëndaal kwamen, naast inboedel, huisraad en het Smits-orgel, oude handschriften en drukken mee, die een plaats kregen in de gezamenlijke collectie op de bibliotheek van Soeterbeeck. Onder de interieurstukken bevindt zich een portret van Christine Bierts, die van 1748 tot 1791 priorin te Diest was.
De kloostergemeenschap had de Staten getrotseerd en nadien Napoleon en Willem I overleefd, maar een steeds verder opdringende secularisatie beëindigde het monastieke leven te Deursen. Op 30 mei 1997 verlieten de laatste zusters augustinessen van Windesheim hun klooster Soeterbeeck, om in het verzorgingshuis Sint-Jozefoord te Nuland hun levenswijze voort te zetten. Hun gebouwen en kloosterinventaris, en hun bibliotheek, met de oude handschriften en vroege drukken, schonken de zusters aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.
Literatuur: Van Dijk 1982, p. 41-72; Van Liebergen 2000.