Collectie Soeterbeeck

Collectie Soeterbeeck
Radboud Universiteit Nijmegen

Een vrucht van de moderne devotie


Gedurende de vijftiende eeuw zochten honderden gemeenschappen met benamingen als convent, vergadering of conventikel in even zoveel huizen en kloosters een eenvoudig en ootmoedig leven in innigheid en dienstbaarheid te leiden. Het was de bloeitijd van de Moderne Devotie, een door Geert Grote geïnitieerde religieuze beweging, waarin de nadruk lag op de persoonlijke navolging van Christus.

Ook aan de Suetbeeck in Nederwetten bij Eindhoven ontstond in 1448 zo'n ‘conventikel’ van vier devote vrouwen. Aanvankelijk leefden zij naar het voorbeeld van de zusters van het Meester Geertshuis te Deventer, die min of meer model stonden voor deze begijnenachtige leefwijze. Maar in 1452, aan het begin van een periode waarin veel van deze huizen de kloosterregel van Augustinus aannamen, wendden de devote zusters van Soeterbeeck zich tot het verwante regularissenklooster Sint-Ursula te Leuven om ingewijd te worden in het op Windesheim georiënteerde kloosterleven der reguliere kanunnikessen van Sint Augustinus. Twee jaar later keurde de bisschop van Luik, waartoe Brabant behoorde, deze verandering van canonieke status goed. Voortaan zou ook klooster Soeterbeeck bestaan ‘op het ootmoedig fundament en voorrecht van de zusters’, zoals hun oude statuten de kern van het monastieke leven omschrijven. Als reguliere kanunnikessen van Soeterbeeck zouden zij delen in de opdracht van de Kerk om door het dagelijks bidden van de getijden de dag, de week, het jaar te heiligen op het ritme van het kerkelijk jaar en volgens de eigen gebruiken van de diocesane kerk.

In 1462 verplaatsten de zusters hun kloostergemeenschap, met behoud van de vertrouwde naam ‘Soeterbeeck’, omwille van een minder vochtige behuizing naar een hoger gelegen locatie in de buurt van het riviertje de Dommel onder Nuenen bij Eindhoven. Vijf jaar nadien, in 1475, namen zij de clausura, het strenge kloosterslot, aan. Daarmee werd hun religieuze identiteit nog meer op een innerlijk leven in beslotenheid gericht, overigens zonder dat de betrokkenheid op hun naaste omgeving er noemenswaardig onder leed. Het vrijwillig aanvaarde leven achter tralies paste bij de gebruiken die de Kerk destijds voor vrouwelijke religieuzen kende en sloot bovendien aan bij de contemplatieve levensstijl van de vrouwenkloosters in het Kapittel van Windesheim. Met deze conventen wilde ook Soeterbeeck zich meten, al kon het zelf nooit tot dit Kapittel toetreden. De mannenkloosters van dit kloosterverband zagen immers op tegen de zielzorg voor teveel vrouwenkloosters, omdat deze uit de aard der zaak een zwaar beslag legden op priesters voor de pastorale dienst en de sacramentele bedieningen. Daarom hadden zij in 1436 op verzoek van hun generaal kapittel verlof gekregen van paus Eugenius IV om incorporatie van vrouwenkloosters te weigeren.

Het klooster Soeterbeeck werd in 1485 toegelaten tot het Kapittel van Venlo, dat door de bisschop van Luik in 1455 voor de regularissenkloosters in zijn diocees was opgericht.

Literatuur: Van Dijk 1982, p. 31-35; Van Liebergen 2000.

Zijbalk