* ca. 1596 † 19 maart 1660
Afkomstig van Grave.
Zuster uit het klooster Soeterbeeck. Geprofest 1613, meesteres van de novicen en scholieren 1627-1632, suppriorin 1645, bleef dat tot haar dood.
Visitatie van Soeterbeeck onder bisschop Zoes op 25 juli 1615: ’Johanna (de) Cappeval, annorum 19, anno 1609 professa‘ (Frenken 1931/32, p. 273).
Visitatie van Soeterbeeck onder bisschop Zoes op 27 juni 1623: ‘Soror Joanna van Cappeval, 26 annorum, dicet tres vel quatuor contra submatrem et procuratricem conspirare et albas non debere ad suffragia admitti’ (Frenken, p. 279).
Eigendomsnotitie in een gedrukt psalterium uit 1538 (Soeterbeeck z.s.) en in de oude drukken III 62, III 86 en V 5.
In III 62 luiden de eigendomsnotities: Suster Jenneken van cappeval, Religieuse int clooster Soeterbeeck anno 1619 12 october. Desen bock heeft haer gegeven joffrou Elisabe[t] van uffelen. Daaronder: Daer naer aen suster perpetua om dat sy haer [ae]rm siel somtits mocht [ge]dincken. Daaronder, van de hand van Arnoldus Beckers: Soeterbeeck.
In III 86: Dignare me laudare te virgo sacrata | Da mihi virtutem contra hostes tuos (uit Maria-antifoon Ave Regina caelorum) | Suster Johanna van Cappeval. Daaronder: onder de bewaernis van suster perpetua tot een gedinckenis van suster jencken vanden graf. Daaronder: suster michtijldijs.
In V 5: Desen boeck staet onder bewaernisse van suster Joanna van cappeval vanden Graeve 1617.
In 1538 (Soeterbeeck z.s.): Johanne cappeval vanden graff en Suster Johanna cappeval.
Verder was zij in het bezit van handschrift Amsterdam, RPK, BI-1921-294, getuige de persoonlijke notities van haar hand in de kalender van deze codex.
